De Vogezen in beeld (28)
van de Col du Bonhomme naar de Tête des Faux

 

Klik op de foto voor een vergroting

De Col du Bonhomme verbindt St. Die en Colmar en is daarmee een van de belangrijkste passen in de Vogezen. Al op 7 augustus verjoeg het Franse 21e legerkorps de Duitse bezetter van de pas.

Generaal Marie Désiré Pierre Amédée Victor Bataille was een van de maar liefst 42 generaals die sneuvelden tijdens de Grote Oorlog. Hij leidde de 41e divisie die de eerste oorlogsmaand in de Vogezen was doorgedrongen en door de Duitse divisies teruggedrukt richting de grenzen van 1870.

Bataille had net als vele officieren in het Franse leger en deel van zijn carrière in Indochina doorgebracht. Op de gedenksteen staan de namen van collega-officieren die op de Col het leven lieten.

Vanaf de Col du Bonhomme kan men de oude grens tussen Duitsland en Frankrijk volgen en de oude grensstenen vinden.

Ruim 2 kilometer ten oosten van de Col du Bonhomme overheerst de Tête des Faux (of Buchenkopf, zoals de Duitsers deze top noemden) de omgeving. Met een hoogte van 1208 meter is het dan ook een van de hoogste bergen in de regio. Al vanaf 1932 is de Tête des Faux een nationaal monument, en dat heeft de authenticiteit van de slagveld op een fraaie manier bewaard. Tegenwoordig is dit een van de mooiste en natuurgetrouwe slagvelden aan het westelijk front, zonder de drukte van de Hartmannswillerkopf of de gemaakte sfeer van le Linge.

Al op 9 augustus 1914 bezetten Franse troepen van het 21e Franse legercorps de Col du Bonhomme en graven zich in tegenover het Duitse 39e IR. Het dorp Diedolshausen (Frans: Le Bonhomme) blijft Duits. Duitse zware artillerie verhindert de Franse opmars. (teksten op deze pagina: wiki van www.forumeerstewereldoorlog.nl)

Deze Franse aanval is een onderdeel van een Franse poging om over een breed front over de bergpassen van de Louschpach, de Bonhomme en de Sainte Marie-aux-Mines naar de Elzasser vlakte op te trekken en het hele gebied tussen Barr en Kaysersberg te bezetten. Dit plan mislukt door de grote tegenstand van de drie Beierse Landwehr-brigades. Deze trekken op in de valleien van de Fecht en de Weiss en houden de Franse troepen tot op de lijn Schnierlach (Frans: Lapoutroie), Giragoutte, Wihr-au-Val en Sulzbach.

 

In de eerste dagen van september 1914 trekken de Duitsers de hellingen van de Buchenkopf op vanuit het dal van de Weiss. Een Franse tegenaanval door het 28e Bataillon des Chasseurs d’Alpes (BCA) vanuit het bos van Immerlins wordt afgeslagen. Het 1e Bayerische L.I.R. bezet het dorp Diedolshausen (Frans: le Bonhomme) zonder tegenstand te ontmoeten. Vanaf dat dorp kan de top van de Buchenkopf onder vuur worden genomen. Op 6 september volgt het commando om de pasweg vanaf de Col du Bonhomme in te nemen. Daarvoor is het nodig om twee bergtoppen te bezetten: de Rossberg en de Buchenkopf. Op 7 september trekken Duitse troepen van het 1e en 2e LIR 12, het 2e LIR 1 en een afdeling van de Bayerische Ldst.genie op vanaf Les Merelles. Het 2e LIR 3 nadert vanaf de Grand Faudé en beklimt de berg vanaf de Etang du Devin. De top wordt onder heftig artillerievuur genomen.

Historische foto’s geven de toenmalige situatie weer. Duits graf op de Tête des Faux.

De sector Buchenkopf wordt op dat moment bezet door een klein Frans onderdeel dat bij de Weissee (Lac Blanc) is gelegerd. Het bestaat uit een compagnie infanterie van het 28e Bataillon des Chasseurs Alpins (BCA), een compagnie machinegeweerschutters van hetzelfde bataillon, en drie compagnieën van het 256e RI. Zij kunnen niet verhinderen dat het Duitse 1e LIR 12 de Ravenfels (Roche du Corbeau) bezet, en een compagnie van het Bayerische LIR de top van de Buchenkopf inneemt. Dan loopt het front van de Col de Sainte Marie via de Bonhomme, de Buchenkopf, Urbeis (Fr.: Orbey) naar de Gross-Hohnack in de vallei van de Fecht bij Münster. Nu de Duitsers de top bezitten beginnen ze onmiddellijk de Col du Bonhomme en de Rossberg te beschieten. De Franse generaal Bataille bevindt zich op de Bonhomme om de situatie ter plaatse aan te zien. Hij sneuvelt met zes van zijn officieren bij de herberg op de pas. Er staat ter plaatse nog steeds een klein monument om hen te herdenken. Enige Franse pogingen om de Buchenkopf terug te veroveren stranden in de volgende weken. De Duitsers beginnen onmiddellijk versterkingen te bouwen op de berg.

De oude toegang tot de Duitse begraafplaats op de Tête des Faux.

Deze toestand was voor de Fransen natuurlijk onverdraaglijk; op 31 oktober stuurt generaal Joffre een notitie naar Debail over een plan voor een offensief richting Colmar en Schlettstadt, gecombineerd met een uitbraak vanuit Belfort in het Zuiden, om alsnog de Elzasser vlakte te veroveren. Van dat plan blijft, na overleg, nog slechts één onderdeel over; de herovering van de Buchenkopf. Op 2 december krijgt de Franse 132e brigade onder generaal Sarrade opdracht voor deze missie. Er worden vier strijdgroepen gevormd, onder commando van resp. Duchesne, Boquel, Bareilles en Argence. De verdediging van de Buchenkopf is op dat moment het 3e Bayerische LIR onder commando van Oberst Hans Jordan.

 

In het holst van de nacht, en in dichte mist, rukken de strijdgroepen uit verschillende richtingen op. Regnault vanuit Plainfaing in het Westen, Bareilles vanuit Urbeis in het Oosten, Duchesne vanuit Immerlins in het Zuiden. Artillerie vanaf de Rossberg en de Pré de Raves ondersteunt de aanvallen. De groep Duchesne bereikt als eerste de top van de Buchenkopf, verjaagt de Beiers en achtervolgt ze tot de groep tegengehouden wordt door Duitse versterkingen op de Oostelijke helling. Duchesne raakt gewond bij deze operatie; hij zal de dag niet overleven. Ook de andere groepen trekken op, vooruitgegaan door genietroepen. Bij het doorknippen van de prikkeldraadversperringen vallen veel doden onder het Duitse geweervuur. De Chasseurs d’Alpes worden van twee kanten door machinegeweren beschoten terwijl ze achter rotsen schuilen en door de begroeiing kruipen. De luitenants d’Escodeca en de Pouydraguin (zoon van de generaal) raken gewond. Boven gekomen zetten de Chasseurs de bajonetten op het geweer en verdrijven de Beiers 150 meter van de top, naar de Duitse versterkingen terug. De herovering van de Buchenkopf maakt weliswaar de pasweg naar Kaysersberg niet veilig voor de Fransen, maar de bedreiging van het Franse achterland richting St Dié is afgewend.

 

De nieuwe ontwikkelingen zijn op hun beurt voor de Duitsers onverdraaglijk. De Buchenkopf krijgt de klassering “speciale sector” en er wordt een speciale commandant benoemd, Generaal-majoor Dinkelacker, die moet proberen de bergtop te heroveren. Dinkelacker krijgt de beschikking over het 14e Mecklenburger Jäger bataillon (MJB 14), een afdeling die geoefend is voor operaties in bergachtig gebied. Op 22 december heeft het bataillon positie genomen.

 

Op kerstavond, 24 december 1914, om 22.30 uur, gaat de Radfahrer Kompagnie van het MJB 14 onder commando van Hauptmann von Chappuis in de aanval. Een dikke laag sneeuw verbergt de prikkeldraadversperringen die de voortgang van de mannen vertragen. De genietroepen proberen door de Franse verdediging te breken, maar er komt ook nog een dichte mist op. Ook komt heftig Frans vuur neer op de aanvallers. De overlevenden proberen door hopen sneeuw door te gaan naar de Franse versterkingen. Hauptmann von Chappuis valt zwaargewond neer en ook de rest van de officieren begint te vallen, de een na de ander. De jonge soldaten die nog verder kunnen nemen de eerste Franse loopgraven in maar verdwalen dan op onbekend terrein, omgeven door bommen en granaten.

 

De 2e compagnie en een deel van de 1e proberen de positie te houden van het op de Fransen veroverde terrein. Bijna 50 Chasseurs zijn overdekt met de lichamen van de neergeschoten jonge Jäger. De 4de compagnie, op de rechtervleugel, is bij de ingang van het bos vastgelopen en lijdt zware verliezen; bovendien beginnen de mannen van die compagnie, liggend in de wind in het niemandsland bij een temperatuur van 18 graden onder nul, te bevriezen. Intussen worden de onderdelen die de top van de Buchenkopf konden bereiken van alle kanten beschoten.

 

De reserves uit de Felseneck worden tegengehouden door een artillerie-versperring, en de vorst voorkomt dat de Duitsers hun verworven posities kunnen behouden door het aanleggen van loopgraven. Voor de ingesloten troepen begint munitie en voedsel op te raken. De toestand voor de Duitsers is wanhopig geworden. Op 1e kerstdag 1914 laat Dinkelacker de dodelijk vermoeide troepen naar de oude posities terugtrekken en de gewonden evacueren. Ze worden vervangen door een bataljon van het 121e LIR.

 

Ook een tweede poging op 21 februari 1915 blijft zonder merkbare terreinwinst. De Fransen behouden de top, de Duitsers graven zich in op de Oostelijke hellingen. Ondanks verdere heftige stellinggevechten in de latere jaren, met vele slachtoffers aan beide zijden, zal de frontlijn hier voor de rest van WO1 onveranderd blijven liggen. Fransen en Duitsers houden elkaar in de gaten en bespioneren elkaar. Als snel wordt het fort Buchenkopf een van de sterkste verdedigingswerken van de centrale Elzas. Voor de Duitse troepen zou verlies van dat massief resulteren in een gevaar voor de hele vallei van Kaysersberg en een open flank naar een Franse bewegingen op de Lingekopf en Sainte-Marie-aux-Mines. De Duitse posities bestaan uit een groep defensieve fortificaties die aan de Oostelijke helling hangen, en die in 4 jaar gebouwd zijn.

 

De eerste schuilplaatsen dateren van midden september 1914. Vanaf 2 december 1914 wordt verder een vrijwel permanente bouwplaats ingericht. Zo wordt de bouw van talrijke en gevarieerde forten, soms zeer complex, zoals het "Bastion" of de grote ondergrondse schuilplaatsen, uitgevoerd in moeilijke omstandigheden, om de sector veilig te stellen en eventueel de top te kunnen heroveren. Genietroepen, zoals het 26e Beierse Pionier Bataillon, zijn nauw betrokken bij de constructies. De verbetering van het verdedigingssysteem van de hele plek, was en is nog steeds opmerkelijk (dit verklaart het bezoek gebracht door Generalinspekteur der Pionier Erz. Von Wissen van ADK in het najaar van 1915). Gezien de tactische belang van de Buchenkopf, neemt het Duitse personeel het besluit tot de bouw van een kabelbaan tussen Schnierlach (Marktplatz) en het "Bastion", om zo voor het vervoer van troepen, voedsel en munitie, voorraden en apparatuur te zorgen. Tot de bouw werd besloten op 8 april 1915.

 

De bouw werd verdeeld in drie etappes die overeenkomen met de drie delen van de lijn. Het eerste deel kwam gereed tussen 18 en 28 april 1915 en werd gebouwd door twee gespecialiseerde eenheden: de Festungseisenbahnbaukompagnie 7 van Oberleutnant Poltz, en de Armierungskompagnie Stockach. Het deel liep van de marktplaats van Schnierlach tot heuvel 1000. Een betonnen dalstation werd gebouwd in de voorzijde van de kerk in het dorp (het zou na de oorlog worden afgebroken). Deze kabelbaan had elektrische tractie op gelijkstroom, en het transport werd gedaan door individuele stoeltjes (voor de troepen) en kabelwagentjes (voor goederen).

 

Het tweede deel bestond uit een mini-kabelbaaninstallatie vanaf een tussenstation op heuvel 1000 tot aan de Rabenbühl (Roche du Corbeau). Dat tussenstation, waar goederen werden gesorteerd, is gelegen boven de Mérelles op het pad tussen de Etang du Devin en Surcenord. De laadhellingen en de machinekamer zijn nog steeds zichtbaar. Het merendeel van de diverse leveringen, bestemd voor de eerste linies van de Rabenbühl en de defensieve driehoek, gingen via dit tweede deel (verenigd met een weg met haarspeldbochten).

 

Het derde deel verbond het tussenstation Rabenbühl ( "Gare du Corbeau" in het Frans) met een klein aankomststation genaamd "Endstation Buchenkopf", dat ongeveer 100 meter beneden de top gelegen is en waarvan het enorme metalen wiel is nog steeds zichtbaar is.

 

Ook werd de installatie van een ondergrondse kabelspoorweg ( "Rollbahn") noodzakelijk, omdat de kleine pas die het tussenstation Rabenbühl scheidt van het dichtstbijzijnde posities van de driehoek door de Fransen kon worden gezien vanaf de top en zelfs vanaf de Rossberg, toen alle bomen waren vernietigd. Er werd een 500 meter lange ondergrondse spoorwegtunnel ("Rollbahntunnel") gebouwd, die in feite bestond uit een diepe van beton gemaakte loopgraaf bedekt met rails, golfplaten, hout en zandzakken.

 

Het type 1 spoor was gemaakt van 5 meter lange rails met gelaste metalen bielzen. Aan de andere kant bestond er een ondergrondse voetgangers loopgraaf ( "Fussgängertunnel"), waardoor snelle en onzichtbare bewegingen tussen de Rabenbühl en het fort konden worden gedaan. De laatste kwam gereed op 28 december 1915, waardoor een verbinding mogelijk werd tussen de defensieve driehoek en de Duitse troepen op de tegenoverliggende hellingen. Het bestaan van meerdere manieren van communicatie met het achterland is een van de belangrijkste kenmerken van het Duitse verdedigingssysteem.

 

De Etang du Devin werd gebruikt als een logistieke basis met een smederij, een eenheid gespecialiseerd in de opwekking van elektriciteit, een ondergronds ziekenhuis en commandopost, een pompstation dat vanuit bronnen bij de vijver alle verdedigingswerken van de driehoek van water voorzag, allerlei werkplaatsen om uitrusting te repareren, een schuilplaats voor de afluisterposten, een keuken, verscheidene opslagplaatsen, twee begraafplaatsen en een oefenveld.

 

Duits onderkomens in de oostelijke helling van de Tête des Faux.

Interieur van een blockhaus.

Goed gerestaureerd blockhaus op de Tête des Faux.

De handtekening van de Beierse eenheid die dit blockhaus construeerde.

Ook langs de hellingen van de Tête des Faux legden de Duitse pioniers een kabelbaan aan om bevoorrading van de troepen onder de top te vergemakkelijken. De tussenstations zijn vandaag de dag terug te vinden.

Fundamenten van de Duitse kabelbaan op de oostelijke helling van de Tête des Faux.

 

-V-

Terug naar top