Cambrai in beeld 13

Van Nécropole nationale Le Sourd via Colonfay, Sain en Puisieux naar Flavigny.

 

Klik op de foto voor een vergroting

Nécropole nationale Le Sourd in bloemenpracht.

Nécropole nationale Le Sourd.

Nécropole nationale Le Sourd.

In Colonfay, niet ver van Nécropole nationale Le Sourd, staat deze kapel langs de weg.

In de kapel hangt deze plaque voor 2 broers die beiden sneuvelden bij Guise. "A nous le souvenir, à eux l'immortalité - Le 30/08/2014 La Famille L'AOT- MOAL"

Interieur van de kapel bij Colonfay langs de D773.

De tweede plaque is voor luitenant De Vandière de Vitrac:
"Priez pour… tombé au Champ d'Honneur - Ses restes reposent au cimetière de Le Sourd"

Op het gemeentehuis van Sains hangt een bescheiden plaque uit 2016:
"Aux fusillés de 1916. Blessés, recueillis à Lemé après la bataille de Guise (août 1914) mais victimes d'une dénonciation, c'est dans ces murs, alors siège de la kommandantur de Saint-Richaumont, que deux Français--- et --- entendirent le funeste destin qui leur était reservé pour ne pas s'être rendus volontairement et en temps voulu à l'autorité militaire d'occupation. Ils furent fusillés à titre civil le 6 janvier 1916 près du pont ferroviaire enjambant la route de Le Hérie La Viéville - Leurs corps reposent depuis le 4 mai 1921 au cimetière communal de Lemé" "Priez pour… tombé au Champ d'Honneur - Ses restes reposent au cimetière de Le Sourd"  
Met referentie naar het kruis op de begraafplaats van Lemé; na de slag bij Guise (augustus 1914 bleven 2 Fransen achter de linies achter. Ze werden eind 1915 door de Duitsers gearresteerd en hoorden in deze mairie van hun verschrikkelijke lot dat hen wachtte omdat ze zich niet vrijwillig en tijdig hadden overgegeven aan de militaire bezettingsautoriteit. Ze werden op 6 januari 1916 als burgers doodgeschoten nabij de spoorbrug over de weg van Le Hérie La Viéville. - Hun lichamen rusten sinds 4 mei 1921 op de gemeentelijke begraafplaats van Lemé.
 

Gedenksteen op Nécropole nationale Le Sourd voor de Duitse grenadiers die bij Guise sneuvelden.

De mairie van Sains met de plaque.

Dorpsmonument van Puisieux.

Nécropole nationale Flavigny-le-Petit, la Désolation ligt ten zuiden van Guise, wat vooral bekend werd om de slag bij Guise in 1914.
 
Na de slag van Le Cateau is de Duitse generaal von Kluck de mening toegedaan dat de Britten zich terugtrekken naar de Franse havens om weer in te schepen. In plaats daarvan trekken de Britten zich verder terug naar la Péronne en ze komen op hun weg aan in Saint-Quentin. In deze periode komt er een opening tussen het Duitse leger van von Kluck en het leger van von Bülow. De Franse generaal Joffre wil daarvan gebruik maken en beveelt generaal Lanrezac om een tegenoffensief te lanceren tegen de Duitsers. Het bevel komt op 27 augustus maar Lanrezac moet eerst zijn troepen kunnen opstellen. Pas op 29 augustus 1914 kunnen de Fransen het tegenoffensief bij Guise lanceren. Opmerking : deze slag is onder meer bij de Duitsers gekend als de slag bij Saint-Quentin.Om 10 uur vallen de Fransen aan in de richting van Guise. De Duitsers weren zich en slagen erin om een aantal bruggen over de Oise te veroveren. Lanrezac zet daarop zijn reserves in en de Fransen slagen erin om de Duitsers terug te dringen. Ook bij Saint-Quentin komen de Duitsers in het nauw onder druk van het Franse tegenoffensief. Von Bülow vraagt dan ook om hulp aan von Kluck. Von Kluck  beslist op 31 augustus, op een moment dat Lanrezac zich verder terugtrekt, om zijn buur von Bülow te hulp te komen. Hij maakt een draai van 90° en gaat niet verder naar het zuidwesten maar naar het zuidoosten. Hiermee verlaat von Kluck het oorspronkelijke Schlieffenplan dat een verdere opmars ten westen van Parijs had voorzien. Enkele dagen later zullen de Fransen tijdens de slag aan de Marne de Duitsers een definitief halt toeroepen.

Deze begraafplaats werd in eerste instantie aangelegd door het Duitse leger na de Slag om Guise (28-29 augustus 1914). De lichamen van andere Franse soldaten die op begraafplaatsen in de regio waren begraven, werden daar vervolgens verzameld.

Gelegen op een plaats genaamd La Désolation, brengt de nationale necropolis 2.643 Franse strijders samen, van wie er 1.491 zijn verzameld in twee ossuares (788 en 695 lichamen). Verder zijn er  31 Belgen, 48 Britten, 13 Russen en een Roemeen te vinden.

In het Franse deel liggen ook veel Indochinese arbeiders en soldaten van het gemengde Pacifische bataljon (Kanaks, Caledonians, Tahitians) begraven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden 428 Fransen en één Sovjet begraven. Bovendien grenst deze plek aan een Duitse begraafplaats waar 2.332 soldaten rusten, van wie er 911 zijn verzameld in een collectief graf.
In het Franse deel staat een herdenkingsmonument (boven) in de vorm van een obelisk met de inscriptie Dulce Et Decorum Est, Pro Patria Mori, "Het is zoet en glorieus om voor je vaderland te sterven" .

Een deel van de Franse graven. Vooraan een deel van de moslimgraven; de Fransen maakten veel gebruik van in Afrika geronselde soldaten.

Een van de ossuaires op Nécropole nationale Flavigny-le-Petit la Désolation met 788 slachtoffers.

Nécropole nationale Flavigny-le-Petit, la Désolation bevat ook Commonwealth-grafstenen van 48 Britten, vrijwel allen gedateerd in  1918.

2332 Duitse graven zijn op Nécropole nationale Flavigny-le-Petit, la Désolation te vinden.

Sfeerbeeld van Britse graven op Nécropole nationale Flavigny-le-Petit, la Désolation.

Toegangssteen voor de Duitse kant van Nécropole nationale Flavigny-le-Petit, la Désolation.

Kameradengraf voor 911 Duitse soldaten. Het grootste deel bleef onbekend.

De Duitse militaire begraafplaats Flavigny-le-Petit werd eind augustus 1914 door de Duitse troepen aangelegd. Ruim 200 van de hier rustenden kwamen eind augustus om het leven tijdens de gevechten toen de Duitse doorbraak naar het zuiden werd bereikt.

Veel ernstig gewonden uit de veldslagen en schermutselingen van 1915 - eind 1917 werden naar de ziekenhuizen in Flavigny en omgeving gebracht en bezweken hier aan hun verwondingen. Veruit het grootste aantal doden dat hier begraven ligt, is het slachtoffer van de grote Duitse aanvallen op Chemin-des-Dames, Soissons en de Somme van maart tot de vroege zomer van 1918, evenals van de geallieerde aanvallen en hun afstoting in de zomer en herfst van 1918. de laatste begrafenissen vonden eind oktober/begin november 1918 plaats. Na het einde van de oorlog breidden de Franse militaire autoriteiten de begraafplaats uit door meer doden uit de gebieden van meer dan 35 gemeenschappen te begraven.

herdenkingsmonument (boven) in de vorm van een obelisk met de inscriptie Dulce Et Decorum Est, Pro Patria Mori, "Het is zoet en glorieus om voor je vaderland te sterven" op Nécropole nationale Flavigny-le-Petit, la Désolation.

Nécropole nationale Flavigny-le-Petit, la Désolation.

Duits, Brits, Frans; Nécropole nationale Flavigny-le-Petit, la Désolation.

Op de plaatselijke begraafplaats van Flavigny-le-Grand-et-Beaurain bevindt zich dit graf.  Gaston Nicolas Paternostre was korporaal in het 67e R.I. en stierf na de oorlog.
 

Nécropole nationale Flavigny-le-Petit, la Désolation.

Église Saint-Médard in Flavigny le Grand.
 

Graf van een onbekende soldaat uit de Eerste Wereldoorlog op de begraafplaats van Flavigny.

 

-V-

Terug naar top